Pico, Sao Jorge & Faial, naar het puntje van de vulkaan en op walvisjacht!

25 oktober 2020 - Pico, Portugal

Vol verwachtingen over mannen en gratis drankjes stapten we op een vliegtuig naar Pico, het eiland van de wijn, grote vulkaan en walvisjacht. We verbleven in Joe’s Place, echt een geweldig guesthouse! Zo had ik een tweepersoonsbed met klamboe en stond de wastafel in onze badkamer op een Griekse zuil. Maar de mooiste verrassing kwam de volgende ochtend pas. Wat een hemels ontbijt! Elke dag een ei, geprepareerd naar keuze, zelfgebakken brood met zelfgemaakte druivenjam/pindakaas/chocopasta en dan ook nog eens een zoete én hartige verrassing van de dag. Helaas zag het weer er wat droevig uit die dag, dus we huurden maar weer een autootje en reden naar Lajes om daar het walvismuseum te bezoeken. Onderweg werden we overvallen door een dichte mist, ik kon maar een klein stukje vooruit zien en we hadden geen idee waar de mistlampen zaten. Na op goed geluk wat drukken op knopjes door Angela terwijl ik de opkomende bochtjes en auto’s in de gaten hield hadden we die gelukkig gevonden. De Azoren en in het bijzonder Pico stonden vroeger bekend om hun walvisjacht. Er zijn dan ook maar liefst 2 walvismusea op het eiland. Deze in Lajes scheen echter leuker en kneuteriger te zijn en bleek ook nog gratis op de zondag. Er zwemmen het hele jaar veel populaties potvissen rond de eiland (met de bedenkelijke term ‘sperm whale’ in het Engels aangeduid), dus die waren vooral doelwit van de jagers. De potvis is een bijzonder ontwikkeld zoogdier, hij kan namelijk tot wel 2.000 meter diep duiken! Hij kan wel een uur onder water verblijven. Daarna moet hij wel even een kwartier aan de oppervlakte flink bijkomen en diep ademhalen zodat het zuurstof zich in zijn bloed verspreidt voor een volgende duik. In dat kwartier is hij natuurlijk ook een makkelijk doelwit voor jagers, en in deze tijden voor walvis spotters. Er was een heel schattig super oud filmpje over de walvisvangst in het verleden. Je bent wel afhankelijk van de gratie van de Portugese bezoekers of deze met Engelse ondertiteling wordt vertoond, of zowel Portugees gesproken áls Portugees ondertiteld. Tot dat laatste besloot het publiek toen wij het museum binnenkwamen, gelukkig werd hij weer vertoond toen we ons rondje hadden gemaakt en was het publiek ons toen gunstiger gestemd. Je hebt aan land dus een spotter, die zit de godganse dag aan land in een hokje op een punt met goed uitzicht door een verrekijker te turen totdat hij walvissen ziet zwemmen. Het leek ons een vreselijk beroep…we hebben later op meerdere plekken op de eilanden zulke hokje gezien, wat een tochthollen! Als hij ze in het vizier kreeg stak hij vuurwerk af en lieten de walvisjagers alles uit hun handen vallen om naar de boot toe te rennen. In eerste instantie vertrekken ze in een motorboot, maar het laatste stuk doen ze door te roeien en/of te zeilen om de beesten niet met het geluid te verjagen. Vervolgens gooit een werper een harpoen in het beest waarna deze in paniek onderduikt. Hij komt echter altijd weer in de buurt boven en wordt vervolgens met meerdere lansen gedood. Het was een droevige zaak. Er werd ook in beeld gebracht hoe het vak ‘walvisjager’ langzaam uitstierf. In de loop der jaren werd de vraag naar levertraan e.d. ook minder en was het niet meer rendabel om alleen walvisjager te zijn. De mannen hadden er dan ook een baan naast genomen, maar sommige zijn het tot op late leeftijd blijven doen. Waarschijnlijk vooral wegens het avontuur.. 

Intussen begonnen er zich op Angela haar huid steeds meer rode bultjes af te tekenen, een souvenirtje uit de thermale baden van Furnas, waar ze kennelijk allergisch voor was. Op Google maps én op een papieren kaartje dat we daar hadden gekregen stond een medisch centrum in Lajes aangeduid. Dit bleek echter een leegstaand gebouw met ingegooide ramen. Dan maar terug naar de ‘hoofdstad’ (net aan een dorp) Madalena om het medisch centrum te bezoeken voor wat medicatie. Nu de mist was opgetrokken namen we wel de toeristische route terug. Over niet zulke verharde wegen (oeps) slingerden we langs wat wijngaarden en kleine dorpjes naar een uitzichtpunt. De wijngaarden van Pico vallen onder het Unesco werelderfgoed en lijken in niks op wijngaarden elders ter wereld. Ze groeien namelijk in zwarte vakjes lava, waarin ze snel schijnen te rijpen en druiven met veel suiker moeten produceren. Het uitzichtpunt was een stuk lava met uitzicht over de zee. Op het zwarte lava groeide vrolijke felgroene plantjes. Terug naar de verharde weg, waar ik verrast werd door een koe die plots op de weg stond, door naar een functionerend medisch centrum. Angela kreeg hier onverbiddelijk een spuit in de bil en kon weer even voort. Die avond bestelden we de lokale specialiteit 'lapa', schelpdieren die het midden houden tussen oesters en mosselen als je het ons vraagt. Moet je van houden, deden wij niet, dus we hebben het tafeltje naast ons er blij mee gemaakt. Eigenlijk alles wat we op Pico wilden doen was afhankelijk van de weersomstandigheden. Zo wil je geen vulkaan beklimmen als je 0 uitzicht hebt en hetzelfde geldt voor walvissen spotten. Dat is dus verdomde lastig plannen, wat het weer is hier zo veranderlijk en dus blijkbaar nog net wat meer wanneer de seizoenen wisselen en we gingen toch al richting herfst. Dus zowel de bootmaatschappij als de mountain house, waarnaar je belt of je mount Pico kan beklimmen konden weinig voorspellingen doen. Mountain house of niet, wij konden mt. Pico gewoon vanuit ons guesthouse in de gaten houden en die bleek de volgende ochtend plots helemaal helder te zijn! Eerst stond ons nog onze 2e coronatest te wachten, deze kleine sadisten stopten die ellenlange staaf in twee (!) neusgaten, een paar tranen en niesbuien verder waren we klaar om te gaan. Een belletje naar het mountain house gaf verder groen licht. We zochten nog even een gids om ons te vergezellen, maar die waren allemaal al vertrokken dus we waagden het er maar op. Gelukkig is het allemaal goed georganiseerd, je krijgt een gps tracker met noodknop mee en de route paaltjes staan vrij dicht op elkaar. Je moet ook wel de route volgen, want als je buiten de track op de noodknop drukt zijn de kosten voor eigen rekening. We hebben wel vaker een berg beklommen, maar deze vond ik toch behoorlijk pittig, je klimt 1.120 meter omhoog (de berg zelf is 2.351 meter hoog), waarvan sommige stukken met handen en voeten. Je loopt over lava en de delen die op een stroom lijken hebben veel grip, maar er zitten ook stukken met veel losse delen tussen, is minder prettig. Het eerste stuk klimmen was in mooi helder weer, dus we hadden goed uitzicht, onder andere op het eiland Faial aan de overkant. Omdat Angela als een soort berggeit omhoog sprintte heb ik veel gesprekken met mezelf gehad. Bijvoorbeeld over welke route ik ging nemen, hoe mooi het uitzicht was, dat ik wel even een pauze had verdiend, dat ik toch ook wel mensen achter me liet en de meest uiteenlopende liedjes (de pahaaahaaden op!). Ik vond mezelf best aangenaam gezelschap en het ruikt ook heerlijk  kruidig op de berg, ik denk veel tijm dat er groeit. Soms komt er ineens een wolk de hoek om zeilen en loop je volledig in de mist. Hoewel de paaltjes dicht bij elkaar staan is het dan soms best lastig om de volgende te spotten en waren mijn interne dialogen iets minder gezellig. Gelukkig trokken ze meestal vrij snel weer weg. Ik heb ook gelachen om de gezelschappen die je onderweg tegenkomt. Zoals een ouder Frans echtpaar, met hun zoon die ze vlot vooruit gaat. Toen ik die vrouw tegenkwam liet ze even weten hoe het haar beviel: "I hate this mountain!". Ik snapte het wel. Na een heel behoorlijke klim kom je in de kraterrand terecht. Hier kan je redelijk beschut even uithijgen en overwegen of je ook nog naar de top klimt. In de krater bevindt zich namelijk nog het bergje Piquinho (kleine Pico). Dat laatste stuk lijkt zo'n beetje recht omhoog te gaan, maar dan ben je al zo ver...dus dat kan er ook nog wel bij. Bovendien kwam er net een vrouw laaiend enthousiast over het uitzicht naar beneden, dus dat moest ik ook zien! Het klimmen was beter te doen doen gedacht, want vaste lavasteen. En wat vooral heel bijzonder is, dat je bovenop Piquinho de warme lucht uit het binnenste van de vulkaan voelt opstijgen. Er kwam ook vochtige lucht uit, de regen van de dagen ervoor die verdampte. En nu zijn jullie natuurlijk benieuwd naar het uitzicht.....ja dat was...wit! Veel, heel veel wolken. Ik heb nog een kwartiertje gewacht, maar tevergeefs. Gelukkig had ik eerder tijdens het klimmen wel achterom gekeken en mooi uitzicht gezien. Tja, het blijft een verrassing, aangenaam of niet. Het laatste stuk afdaling kreeg ik last van onwillige benen. Het was net of ik door mijn hoefjes zakte. Op mijn laatste krachten bereikte ik het mountain house voor een warm kopje thee. Terug met de auto reden we nog door een kudde koeien heen, dat leverde mooie plaatjes op. 's Avonds trakteerde ik mijn vermoeide lijf op een warm bad.

De dag erop weer redelijk rustig weer, dus eindelijk op walvisjacht! Tevoren kregen we uitleg over het soort walvissen dat daar voorkomt. In elk geval potvissen dus, die een kwartier op min of meer dezelfde plek aan de oppervlakte blijven, wat het spotten makkelijker maakt. Iets zeldzamer zijn allerlei soorten baleinwalvissen, die sneller onderduiken en waarvan je maar niet weet waar ze weer opduiken. Er zijn een aantal soorten dolfijnen te vinden. En dan heb je nog een paar keer per jaar een groep orka's. In dat geval maken alle andere zeezoogdieren zich uit de voeten (vinnen?) want dan zijn enge roofdieren, die blijkbaar ook heel dichtbij de boot komen. Daar gingen we dan op onze power catamaran, gewapend met camera en zoomlens. Al snel zagen we meerdere groepen dolfijnen uit het water springen, die volgden we een tijdje. Maar daarna werd het tijd voor het grotere werk. De boot staat met walvis spotters en de andere walvisspotboten in contact, dus je hoort onafhoudelijk Portugees gebrabbel, meer of minder enthousiast, en dan varen alle bootjes ineens naar 1 plek. Flink turen...en ja! Ineens een glimp van een baleinwalvis, heel zeldzaam. Daarna hoopten we hem nog eens beter te kunnen zien, maar ze spelen graag verstoppertje, dus we tuurden en tuurden...maar helaas, nergens meer te bekennen. Onderweg zagen we nog wel een mantarog bij de boot. Vonden ze spannend, want zeldzaam. Maar Angela en ik zijn verwend en hebben met mantaroggen en dolfijnen gedoken, dus al met al vonden we de boottocht teleurstellend. We hadden toch minstens op een potvis gehoopt. Daarna nog verder het eiland verkend met de auto. We reden langs wijngaarden, door schattige dorpjes naar een uitzichtpunt met lava kliffen. Af en toe stukjes dirtroad die uitdagend waren voor ons wagentje, maar we kwamen er zonder kleerscheuren vanaf. Nou denk je met al die wijngaarden, de wijn zal wel lekker zijn. Ik had zo'n idee als Toscane waar je in een restaurant rustig de huiswijn kan bestellen en prachtige kwaliteit krijgt. Nou dat moet je op Pico dus niet doen, zure bende. Daarom besloten we 's avonds een wijnproeverij te doen in de Cella Bar, een bar in de vorm van een wijnton. Die waren wel oké te drinken, maar echt achterover geblazen word je niet.

Een dag later, met nog steeds snijdende spierpijn in mijn benen namen we de ferry naar Velas, het hoofddorp (het hele eiland heeft 10.000 bewoners) van buurteiland Sao Jorge. Het weer was nogal onstuimig en de boot wiebelde alle kanten op wat resulteerde in veel kotsende kinders aan de rechterkant van de boot. Wij verplaatsten naar de linkerkant van de boot naar mensen met een sterkere maag, waar we slaperig van de deining rustig aanmeerden. Sao Jorge, nog zo'n groene oase (klinkt aanstellerig, maar echt)! Sao Jorge staat bekend om zijn kaas en zijn faja's, uitzichtpunten met steile kliffen en natural pools. We hadden ons huurautootje meegenomen en reden door naar een punt met een verlaten vuurtoren, volgens een website die het tipt een goede plek om je te verstoppen in het geval van een zombie apocalyps. Daarna door naar een volgend uitzichtpunt waar een walvisspotter huisje stond met een verrekijker op het dak en een trappetje ernaartoe. Die beklom ik maar ik had onmiddellijk spijt want er stond nogal een forse wind en ik kon me alleen aan de wiebelende verrekijker vasthouden. Er stond nog wel een leuk verhaaltje in het huisje over dat een walvis spotter codetaal gebruikte voor de jagers van Pico zodat de maatschappijen van de andere eilanden niet doorhadden dat er walvissen waren. Dan zeiden ze over de radio zoiets als 'ik heb geen aardappelen voor het eten vanavond, kan je me er een paar sturen?'. Waarop de walvisjager van Pico bij succes terug zeiden 'de aardappelen waren heerlijk zoet!'. Daarna door naar de kaasfabriek. In de 15e eeuw hebben de Vlamingen hiervoor een recept meegenomen en dat wordt nog altijd gemaakt. Wegens corona was er geen toer, maar we hebben wel wat stukjes kunnen proeven. Vervolgens lunchten we met de eigenaar van onze bungalow. We hadden maar 1 dag op Sao Jorge, omdat we ook nog naar Faial wilden. Onze host vond dat belachelijk, maar stippelde toch een zo haalbaar mogelijke route voor ons uit. Het eerste punt was Faja do Ouvidor, want een prachtige plek! Zwarte lava rotsen met meertjes van blauw zeewater erin. De rotsen waren heel mooi geërodeerd en door de golfslag zag het er spectaculair uit. We kregen ook nog een golfje over ons heen bij het maken van de perfecte foto, maar dat was het wel waard. Het tweede punt was Faja dos Cubres, waar een klein dorpje is gebouwd op een uitstekend landpunt, ook een plaatje. Het is wel een klein slingerweggetje erheen en we moesten wel even slikken toen we tussen de haarspelden door achteruit weer een stuk naar beneden moesten om er een busje achter te laten. Wat hulp lieten we ons dan ook welgevallen. Door naar de enige koffieplantage van Europa! Het is maar een klein landgoed dat 200 kilo koffie per jaar produceert. Het bijzondere aan de koffie is, dat het een ziltige smaak heeft door de zeewind. Verder is het een schattig familiebedrijfje met vriendelijke mensen die je er graag meer over vertellen. Ze verbouwden daar ook yams, een plant waarvan je de stam kan eten, maar wie Grace and Frankie heeft gekeken weet dat je er ook hele andere dingen mee kan doen..Sao Jorge is dus klein en er wonen weinig mensen. Je komt bijna meer tractors dan auto's tegen op de weg en de weinige voorzieningen die er zijn hebben vaak een dubbele functie. Zo is het heel gewoon dat er aan een supermarkt een bar vast zit. Vrijmibootje bij de supermarkt, waarom niet. Verkeersregels zijn ver te zoeken, je auto parkeer je rustig op een weghelft, al dan niet na een bocht en kan je dan onbemand achterlaten. Daarnaast zie je veel vogeltjes met gele buikjes en heeeele kleine mensjes. 's Avonds werden we bij onze bungalow verwacht om bootje te varen met Filip, de eigenaar. Handig hees hij zijn eigen bootje met een elektrische takel in de zee en daar gingen we! Langs de kustlijn lavagrotten bezoeken. Onder sommige konden we doorvaren, bij andere deed hij net alsof maar stopte dan op het laatste moment. We hadden op zijn verzoek ook onze bikini meegenomen. Op 1 plekje moest je ergens onderdoor zwemmen om een grot te zien. Maar we hadden het al fris met 3 lagen kleding aan dus daar bedankten we voor. Op de rotsen zag je veel grote krabben scharrelen, je moest wel goed kijken want de krabben zijn hier net zo zwart als de rotsen. Tof om de effecten van evolutie te zien.

De volgende ochtend zwaaiden we Sao Jorge alweer uit, onder luid protest van Filip. Op naar Faial! Omdat de uitslag van Angela zich inmiddels zelfs naar haar handpalmen had uitgebreid deed zij nog een bezoekje ziekenhuis, dat gelukkig redelijk modern was hier. De laatste paar dagen zou ik rijden, want onder deze allergie medicatie mocht ze dat niet meer, maar werken deed het eindelijk wel. Faial is in vergelijking tot Pico en Sao Jorge een stuk levendiger! Het heeft een grote haven waar veel zeilboten aanmeren. Er worden ook internationale zeilwedstrijden gedaan. De grote tegels in de haven zijn allemaal door een verschillend zeilteam beschilderd, en daar zaten ook best wat Nederlanders tussen! We hadden een mooie Airbnb, genaamd Monte Guia, in een baaitje niet ver van de haven vandaan. We pakten de auto voor een rondje Faial, we hadden een upgrade van auto gehad omdat er aan een ander weer iets mankeerde en hadden zowaar een dakraam dat open kon. Hoewel het de titel 'convertible' die aan het labeltje van de sleutel hing niet verdiende. Onze eerste stop was Castelo Branco, dan zou je zeggen: een wit kasteel. Maar niks daarvan, het is een soort hoog schiereiland dat een beschermd stuk natuurgebied is vanwege bepaalde vogels. Op de grond wemelde het vooral van de sprinkhanen, dat was soms even schrikken. Daarna verder naar Capelinhas, waar je weer een heel ander landschap ziet, een beetje woestijnachtig met een hoge vuurtoren en weer een natural pool ernaast. Vervolgens zetten we koers richting het letterlijke hoogtepunt, de krater Caldeira. Angela had op de kaart een mooi weggetje gezien, dat in de praktijk 200 meter omhoog slingeren tussen gaten was, het leek Albanië wel! Het is een mooie wijde (wel 2 km in omtrek), groen begroeide krater en als bonus heb je uitzicht over buurteiland Pico. Via de Valle Flamingo (vallei van de flamingo's? Vallei van de Flamenco? Nee vallei van de Vlamingen! Gekke Belgen) maakten we het rondje af. We sloten de avond af met een lokaal likeurtje bij het Café van Peter, befaamd onder zeelui en piraten...De dag erop bekeken we nog wat uitzichtpunten en aten een vegan verrassingslunch op een idyllisch plaatsje. De verrassing was niet erg aangenaam trouwens, beetje flauwe lunch met onprettige texturen. Nog even een dutje op het strand van Porto Pim en een laatste drankje bij Peter voordat we terugvoeren naar Pico. Na nog een heerlijk ontbijt bij ons favoriete guesthouse vlogen we terug naar Sao Miguel. Dit hadden we op de een na laatste dag gepland omdat vluchten nog weleens geannuleerd worden door een storm. Onze vloog gewoon, wel het kleinste vliegtuigje ooit! Maar 12 rijen als ik me niet vergis.

En zo was ineens de laatste dag aangebroken, op ons toch wel favoriete eiland. We pikten onze meest moderne auto tot nu toe op, met een soort pinpas in plaats van sleutel en reden naar onze laatste overnachtingsplaats. We hadden onszelf, geheel out of character, getrakteerd op een hotel met zwembad in Ponta Delgada. Nog een paar plekjes verkennen dan. De eerste stop was Ribeira Grande, het gekke mannen dorp. Kwamen we daar pas achter. We gingen er namelijk niet heen voor de gekke mannen, maar voor de mooie brug. Maar toen we net de auto waren uitgestapt was het al raak. Een mannetje dat ons vol overtuiging zeiden dat we naar het marktje moesten komen. Het marktje zag er nogal karig uit, dus we weigerden. De dorpskern is wel erg de moeite waard. Een mooie stadspoort, een plein met bomen en mooie gebouwen. Maar ook hier werd ik een paar keer nageroepen, twee keer toen Angela naar de wc was, maar ook later met zijn tweeën werden we flink nagestaard. Het percentage mannen leek hier ook onevenredig hoog te liggen. Een gekke ervaring, dit hadden we nog nergens op de eilanden gehad, maar hier zitten ze dus allemaal verstopt? We reden door naar de Tuka Tula bar om naar surfende mannen te kijken, geen straf. In de zomer worden er surfwedstrijden gehouden, de golven komen dan wel tot 15 meter hoog. Ook nu zag je al dat ze mooi omrollen. Eind van de middag reden we naar het Nederlandse koppel dat hier woont en ons al 3 weken van tips had voorzien. Anne en haar man. Ze zijn een paar jaar geleden na meerdere vakanties verliefd geworden op het eiland en hebben besloten zich hier te vestigen. Via droomhuis gezocht zijn de aan hun woning gekomen. De woning zelf zit overigens niet in de aflevering, want deze stond leeg en dat levert geen mooie camerabeelden op. Maar ze kregen hem tussen de opnames door wel  tezien en wonen er nu iets meer dan een half jaar. Ze vermaakten ons nog met wat verhalen over de Portugese bureaucratie. Iets met ergens per se heen moeten voor een stempel op een document, geen idee hebben wanneer je geld terugkrijgt en betalen met cheques. Laten we maar zeggen dat je hier geen haast moet hebben. Ze vertelden ook dat er in niet-corona tijden een stuk meer gebeurt. Zelfs een heus meerdaags jazzfestival op eiland Santa Maria. Misschien toch nog een keer terugkomen? Voor de walvissen, het eiland Flores dat op het landschap van Jurassic Parc schijnt te lijken en wie weet wat festiviteiten. We hebben nu in elk geval ook genoten! Hoewel we snel zijn, waren 4 eilanden misschien tóch iets te veel voor 2 weken. Ik zou zeggen doe er 3. Wel heel bijzonder om zulke tropische en bijna buitenaardse landschappen te zien op een eilandengroep die zich Europees mag noemen.

1 Reactie

  1. Joke Bijnsdorp:
    26 oktober 2020
    Ik heb weer genoten van jullie belevenissen. Kijk uit naar de foto's
    Gr. Joke Bijnsdorp